Als poldermeisje hou ik van leegte. Van
eindeloze vergezichten en open vlaktes. Het vrijwel altijd lege parkeerdek van
The Wall vind ik niet desolaat maar juist aangenaam. Lekker, zoveel open
ruimte. Denkruimte. Openheid. Perspectief.
Ook binnen in The Wall is nog een zee van
ruimte waar niets mee gebeurt. Alle
mogelijkheden liggen nog open. Het zou een restaurant kunnen zijn, een winkel,
een fitnesscentrum. Of misschien wel een hotel, zoals theatergezelschap Het NUT
doet geloven in hun voorstelling WEG, een verhaal over reizen, grenzen en
vreemdelingen. Over ontdekkingsreizigers,
zeilmeisje Laura en en de grenzen van Europa. Over nieuwsgierigheid en de angst
voor de het onbekende. Over de mooie dromen uit de reisbrochure en de scherpe
randjes van de werkelijkheid.
Het hotel had een binnentuin als een
dorpsplein, waar aan lange tafels gegeten werd. Ook hier werden de grenzen
opgezocht, en geslecht. Ik leerde twee vreemdelingen kennen die om de hoek
bleken te wonen. En at mijn eerste sprinkhaan.
De leegte van The Wall bleek een prachtige
bestemming, met uitzicht op de A2 en een fijne zonsondergang. Na het eten lagen we ontspannen op een hotelbed met een zacht kussen en de bijbel binnen handbereik.
Of leek het toch meer op de rij bedden op een vol strand, in een nachtopvang
of mischien wel in een vluchtelingenkamp? De leegte laat alle visioenen toe. Mijn hoofd maakte een reis die veel verder ging dan The Wall.